Kadoelerscheg

Onze polder is geen geïsoleerd stukje groen in Amsterdam Noord maar maakt deel uit van de Kadoelerscheg. Deze zomer vindt een onderzoek plaats naar de natuur en ecologische verbindingen in de hele Kadoelerscheg. Doel is te komen tot een beheeradvies om de ecologische kwaliteit te behouden en zo mogelijk te verbeteren in de hele scheg. Lees meer op de nieuwe pagina De omgeving – Kadoelerscheg

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2024/03/kadoelerscheg/

Vossenraster

We gaan vanaf aanstaande maandag weer aan de slag om het schrikdraadraster (tegen vossen en katten) aan te leggen. Het is een jaarlijks terugkerende klus in het vroege voorjaar die voor de start van het weidevogelbroedseizoen (half maart) gereed moet zijn. Wanneer u de komende weken mensen in de polder ziet lopen weet u dat er gewerkt wordt aan de bescherming van de vogels tegen de rovers van eieren en kuikens. Helaas kunnen we hiermee de vliegende rovers (zoals kraaien, kauwen en eksters) niet tegenhouden. We beginnen met het open maken van de afvoerpijpen van de dwarssloten (die raken ieder jaar verstopt door plantengroei en modder) waarmee het waterpeil in de sloten weer op de gewenste lagere waarde komt te staan (zie foto). Daarna gaan we het schrikdraad rond de hooilanden uitrollen en de toegangshekken goed afsluiten met gaas en schrikdraad. We hopen dat het net als vorig jaar weer een goed jaar gaat worden voor de broedvogels (kievit, grutto, tureluur, scholekster, vele eenden- en ganzensoorten, waterhoenen en meerkoeten).

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2024/02/vossenraster/

Blog 33 – Vijf jaar waarnemen

4 februari 2024

Het is net februari geworden en de natuur is in rust. Planten en insecten wachten, goed beschut, geduldig op de komende lente. En ik had eindelijk de rust om eens te kijken wat ik in de afgelopen vijf jaar in de tuin heb waargenomen aan insecten, spinnen en andere geleedpotigen. Dat zijn er heel wat geworden, namelijk: 42 soorten bijen, 73 soorten kevers, 8 soorten sprinkhanen, 14 soorten libellen en waterjuffers, 5 soorten mieren, 36 soorten muggen, 198 soorten vliegen, 13 soorten dagvlinders, 127 soorten nachtvlinders, 78 soorten wantsen, 86 soorten wespen, 16 overige soorten, 42 soorten spinnen en 15 soorten hooiwagens en overige geleedpotigen. Het merendeel van de waarnemingen is op de juiste soort gebracht en geaccepteerd door Waarneming.nl. De herkenning die deze app online levert, wordt steeds beter. Sommige soorten wespen en vooral spinnen zijn niet altijd vanaf de foto op soort te brengen, maar pas nadat je ze onder de microscoop goed bestudeerd hebt. Toch kan van niet herkende soorten wel een richting gegeven worden welke soort het mogelijk kan zijn. Zo is op bijgaand foto een Kegelbij te zien. Kegelbijen zijn koekoeksbijen; zij leggen een eitje in het nest van een andere bij. Alle negen soorten Kegelbijen zijn zeldzame verschijningen geworden, waarvan er zes zelfs zeer zeldzaam. Het is niet duidelijk welk soort Kegelbij ik in de tuin zag, maar dat het er een is, kun je goed zien aan het puntvormige achterlijf. 

Interactieve inhoudsopgave

Alle gefotografeerde en op naam gebrachte soorten zijn gebundeld in ‘Insectentuin 2019-2023’. Kijk maar eens bij Natuur > Rapporten op de website van de Wilmkebreekpolder of klik op deze link. Alle onderdelen van de inhoudsopgave (pagina’s 7, 8 en 9) zijn interactief; dus als je op een onderwerp klikt, dan spring je direct in het document naar de juiste pagina met afbeeldingen van één of meerdere soorten van een Geslacht of Familie. Rechtsboven elke oneven pagina staat een ‘I’ en als je daarop klikt, spring je naar de ‘I’nhoudsopgave. Het pdf-bestand op de website staat in lage resolutie en is ingepakt in de browser, maar wil je nu een apart bestand in hogere resolutie, dan moet je mij dat laten weten. Dan stuur ik je die per WeTransfer (deze is dan niet interactief).

Nachtvlinders

Als ik zo naar de inhoudsopgave kijk, dan valt mij het hoge aantal soorten vliegen op, die zijn relatief makkelijk om te fotograferen, en hoe weinig soorten nachtvlinders ik in de afgelopen vijf jaar heb gevonden. Sommige nachtvlinders zijn -ook- dagactief en daarvan kon ik een aantal soorten fotograferen. Het is dus duidelijk dat ik niet ‘genachtvlinderd’ heb. Ik ben namelijk geen type om ’s nachts met een doek en een felle lamp erop nachtvlinders te inventariseren. Maar ik heb van een andere nachtvlinderaar de tip gekregen om dan een nachtvlinderemmer te gebruiken. Via de Vlinderstichting heb ik zo’n emmer, met een lamp erop, inmiddels aangeschaft en die ga ik dit jaar uitgeproberen. Het beestje wordt ’s nachts door het licht aangetrokken, valt in de emmer en zal beschutting zoeken onder een eierdoos, zodat ik dan ’s morgens rustig kan kijken wat het licht heeft gebracht. En daarna vliegt het weer de vrije natuur in. Nachtvinders kunnen veel over de biodiversiteit vertellen, maar dat bewaar ik voor blogs later dit jaar. En om mijn verhaal mooi te verbeelden, bouw ik het archief Insectentuin op.

Bijzonder soorten

Bij het zoeken naar nachtvlinders is er een gerede kans om ook minder voorkomende exemplaren te vinden. Zo heb ik het afgelopen jaar al drie keer een zeldzamere soort gespot. Een van deze drie, die ik overigens elk jaar wel zie, is de Klimopbladroller. Een bijzondere vondst was het Vlasbekuiltje, een prachtige uil, die ik toevallig overdag stilletjes zag zitten op een Dagkoekoeksbloem. De Vijgenskeletteermot was juist actief en fladderig nectar aan het zoeken op Heemst. Hij zal wel meegereisd zijn uit het zuiden bij de import van Vijgen of Vijgenstruiken. Nog zo’n nieuwe soort uit mediterrane landen is de Roofblindwants Dicyphus bolivari. Deze wordt gebruikt als biologische bestrijder van ‘ongewenste insecten’ in tomatenkassen en daaruit waarschijnlijk ontsnapt, zie Nederlandsesoorten.nl.

Op dezelfde website lees ik dat de prachtige Tandgoudwesp parasiteert op Urntjeswespen en Metselbijen.

Afijn, zo is er wel over elk beestje iets interessants te vertellen. Dat zal ik ook het komend jaar weer uitzoeken en proberen te beschrijven. 

De lente dringt zich inmiddels op. De komende weken ga ik nog bijenhotels maken en de tuin zo aanpassen dat hij nog beter geschikt is voor een scala aan insecten. Net op tijd is mijn insectentuin dan hopelijk klaar voor een nieuw seizoen …

Heb je nog vragen stuur dan een email naar: Henk@wilmkebreek.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2024/02/blog-33-vijf-jaar-waarnemen/

Het jaarrapport 2023 is uit!

De Commissie Natuur van de vereniging heeft het jaarrapport 2023 over waarnemingen en inventarisaties in de Wilmkebreekpolder uitgebracht. Het rapport is in te zien en te downloaden op onze website www.wilmkebreek.nl, pagina De Natuur/Rapporten.

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2024/01/het-jaarrapport-2023-is-uit/

Blauwtong

In grote delen van Nederland, maar vooral in Noord- en Zuid-Holland, heeft de laatste tijd een blauwtongvirus huisgehouden onder de herkauwers, vooral onder de schapen. Dit virus, serotype 3, is nieuw in Nederland en er bestaat nog geen goed vaccin tegen. Het virus wordt overgebracht door de beet van een minuscuul vliegje, het zogenaamde knutje. De knut moet zelf ook besmet zijn met het virus. Het virus kan niet direct van het ene besmette dier naar het andere worden overgedragen. Eerder, in 2006, heeft zich eveneens een uitbraak van blauwtong voorgedaan, maar dat virus was van serotype 8 (hier is inmiddels wel een werkend vaccin voor beschikbaar).

De besmette dieren hebben koorts en zijn lusteloos. Schapen krijgen zwellingen en bloedingen in de kop en soms een blauwe tong. Ze worden kreupel door zwellingen en ontstekingen in de poten. Om de poten te ontlasten gaan ze met een bolle rug staan met de kop naar beneden. Ze vermageren snel doordat ze met hun ontstoken bek nauwelijks kunnen eten. Veelal sterven ze daardoor al eerder van honger en dorst.

Het virus heeft ook in de Wilmkebreekpolder toegeslagen onder de schapen. Een flink aantal schapen heeft de ziekte niet overleefd. Zelfs twee koeien raakten geïnfecteerd, maar bij runderen verloopt de infectie veel meer gematigd. Ook op dit moment lopen er nog enkele geïnfecteerde schapen in de polder, maar het lijkt erop dat deze schapen het gaan redden (ze lopen weer en eten weer gras). De helpers van boer Harry Kok lopen regelmatig langs de schapen om hun conditie te beoordelen. Dode dieren en erg zieke dieren worden afgevoerd. Het helpt overigens niet om zieke, aangetaste dieren naar de stal te brengen. In het weiland kunnen ze zelf proberen om wat te eten. Hun dikke en waterdichte vacht zorgt er daarbij voor dat ze warm en droog blijven, ook in periodes met koud en nat weer. Op onderstaande foto een schaap dat uiteindelijk aan het virus bezweken is.

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2023/11/blauwtong/

Blog 32 – De Stadsreus

22 oktober 2023

Het is fris vanmorgen, de buitenthermometer staat op negen graden, mijn adem komt als een wit wolkje uit mijn mond. Ik trek een warme trui aan en loop de vochtige tuin in om wat inspiratie op te doen voor deze laatste blog. Binnenkort zal de temperatuur te ver dalen, de meeste insecten zullen sterven terwijl hun nageslacht als ei, larve of pop probeert te overwinteren. Om mij heen zie ik al de typische herfstkleuren van uitgebloeide bloemen en afstervende bladeren. Ik vermoed dat de laatste insecten zich dus wel verborgen zullen houden, ze zijn tenslotte koudbloedig. Hoewel, dankzij deze zachte nazomer staan er nog steeds her en der bloemen open.

Stadsreus

En dan ineens vliegt er een Stadsreus op. Even schrik ik zelfs, maar dan probeer hem direct te volgen. Gelukkig is hij, vermoedelijk door de kou, niet erg snel. Hij gaat zelfs verderop op een salieblad zitten. Gauw eerst een foto met mijn smartphone maken. Het is een vrouwtje, dat zie ik aan haar ogen. Die zijn kleiner dan bij een mannetje. En de kop is lichter. Ik blijf verbaasd kijken. Zo laat in het jaar nog een Stadsreus! Mijn meest late waarneming van de afgelopen vijf jaar is van 19 augustus jl. Toen zag ik een mannetje. Maar als ik op Waarneming.nl kijk naar waarnemingen van anderen, stel ik vast dat deze zweefvlieg inderdaad nu nog in het hele land wordt gezien. Stadsreuzen zijn de laatste dertig jaar trouwens steeds vaker in Nederland te zien. Waarschijnlijk kunnen ze zich hier nu ook voortplanten, maar omdat het goeie trekvliegen zijn, komen de meeste Stadsreuzen misschien toch vanuit het zuiden hierheen. Met name de vrouwtjes zijn goede vliegers. Zuid-Limburg is een goeie plek om ze te vinden en dan vooral de steden, die warmte goed vasthouden. Vandaar het eerste deel van de naam. Het tweede deel heeft deze zweefvlieg te danken aan zijn grootte. Zowel het mannetje als het vrouwtje wordt ongeveer twee centimeter! 

Ik vind het een prachtige vlieg: wespachtig, opvallend en groot. Als ik hem zie, schiet er altijd eerst een fractie van een seconde iets van schrik door me heen vanwege dat wesp- of hoornaarachtige van zijn uiterlijk. Ik denk dat een hongerige vogel dat ook wel zal hebben en een Stadsreus vaak links laat liggen. 

Maar na die eerste reactie neemt mijn jachtinstinct het over: zo snel mogelijk een goede foto proberen te maken. Pas daarna kan het beest rustig bekeken worden, al blijft dat in de zomer makkelijker.

Dan zijn ze goed te benaderen en vind je ze op Koninginnekruid, Phlox, Valeriaan, Veronicastrum en Vlinderstruik. Allemaal paarsachtige bloemen valt me op.

Wespennest

Wat ik behalve het uiterlijk fascinerend aan Stadsreuzen vind, is hun leefwijze. Het vrouwtje legt namelijk haar eitjes in een wespennest. De uitgekomen jonge stadsreuzen leven van afval, restanten van binnengebrachte prooien door wespen-werksters en van dode wespen (zowel larven, poppen als volwassen exemplaren). Een Stadsreus levert dus tegelijk een belangrijke schoonmaakploeg af. Hun larven vreten zich vol met hun wespenmaal en overwinteren in het ondergrondse nest. De temperatuur daar is redelijk stabiel. Pas bij de naderende zomer verpoppen ze en ontwikkelen zich tot volwassen vlieg. Vanaf mei-juni komen ze weer boven de grond en begint alles opnieuw.

Witte reus

Een neefje van de Stadsreus is de Witte reus, ook een zweefvlieg, legt eveneens eieren in wespennesten, maar zoekt ook wespennesten boven de grond.

Volwassen geworden zoeken deze insecten vooral nectar op witbloemigen, zoals vlier en braam. In mijn tuin vind ik ze op Witte troswederik. 

Volgend jaar

Hiermee is dit mijn laatste blog van dit jaar. Als je meer wilt weten, lees dan het leuke artikel van Menno Reemer van Naturalis: Stadsreus steekt hoofd in wespennest.  

Heb je nog vragen stuur dan een email naar: Henk@wilmkebreek.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2023/10/blog-32-de-stadsreus/

Blog 31 – Uiltjes

26 september 2023

Ik ben eigenlijk een luie onderzoeker en zoek vooral overdag naar insecten en spinnen. Het moet niet regenen of waaien, niet te koud zijn en het liefste maak ik pas een foto van zo’n beestje met een mooie bloem erbij. En als het kan op ooghoogte. Ik ben me bewust dat ik hierdoor heel veel niet zie, maar dat is dan maar zo. Toch kriebelt het wel steeds meer om ook eens ’s nachts op onderzoek uit te gaan. Dat heb ik vorig jaar eens uitgeprobeerd. Maar erg succesvol was dat niet … Tot ik zaterdag 23 september mottenmevrouw Floor Hallema ontmoette, een van de initiatiefnemers van de Nachtvlinderkaravaan. Zij en vele anderen uit Amsterdam-Noord zijn helemaal gek van nachtvlinders en straalden van enthousiasme. Ook de acht tuinparken van Noord, inclusief Tuinpark de Bongerd, hielpen mee met de inventarisatie van nachtvlinders. Die avond werden in de Tolhuistuin de resultaten van die zoektocht gepresenteerd. Download het -bijna- definitieve verslag van de Nachtvlinderkaravaan 2023, een ontdekkingsreis naar nachtvlinders in 56 tuinen.

Uiltjes

Natuurlijk kom ik wel eens nachtvlinders tegen. Je rommelt wat in je tuin en ineens schiet er een mot haastig fladderend weg, meestal een Huismoeder. Je schrikt er bijna van. Vaak zitten ze goed gecamoufleerd de dag door te brengen, zoals de Zuringuil. Grote kans dat het er een uit de 17 families van nachtvlinders is, namelijk die van de uiltjes. Dit zijn flinke motten. De meeste soorten kunnen goed vliegen met meestal bruine bovenvleugels. Vandaar de naam. Het zijn belangrijke bestuivers. Hun rupsen eten vaak een of enkele soorten planten, de zogenaamde waardplanten. Planten verdedigen zich met chemische stoffen tegen vraat, maar zo’n rups is soms door die barrière heen gebroken, zoals de Vlasbekuil en Donker brandnetelkapje. Heel handig, want als rups hoef je eigenlijk alleen maar te eten en te eten en je hebt weinig concurrentie. En af en toe vervellen om te groeien, totdat het moment van verandering aanbreekt om te verpoppen. Ze kruipen dan richting de grond, verpoppen en komen zo de winter door. Zo vond ik een pop tijdens het tuinieren en wilde wel eens weten wat eruit kwam. Tijdens die popfase worden voorbereidingen getroffen om alle onderdelen voor de vlinder op zijn juiste plaats te zetten, zodat na het uitsluipen een prachtige vlinder de wereld kan veroveren. Ik bewaarde de pop in een speciaal kastje met wat aarde en op een goede dag was daar dan de mot uitgeslopen: een Huismoeder. Deze vlinder is zowel ’s nachts als overdag actief. De rups van deze soort kruipt overdag de grond in en overwintert als rups. Pas daarna volgt de verpopping.

Waardplanten

Als je nachtvlinders ook in jouw tuin wil vinden, dan lok je bijvoorbeeld de Piramidevlinder met Kamperfoelie. Ook pijlstaarten, een andere nachtvlinderfamilie, zijn er dol op. Een Teunisbloem, die ’s nachts bloeit, is ook een goede plant. Vooral in het begin van de avond leveren de citroengele bloemen veel nectar. IJzerhard, Verbena bonariensis, lokt zowel dag- als nachtvlinders. Deze plant kun je makkelijk tussen andere planten plaatsen. Met de lange, dunne stengels blijft een groepje planten toch transparant en je krijgt een wolk van paarse bloemetjes boven de andere planten. De hele zomer lang! Klimop is een goede nectarleverancier voor de latere soorten. Hij is deze maand pas gaan bloeien en dat duurt nog tot november. Ook late dagvlinders zullen hiervan profiteren. De spoorbloem wordt graag bezocht en is tegelijk een goede waardplant voor veel soorten rupsen. Als je nu een blad vindt, waar aan de rand ervan vraatsporen te zien zijn, dan weet je dat je goed zit. Dit zijn rupsen! Als er midden in een blad gaten zitten, dan zijn het slakken. Sommige rupsen, zoals Halmuiltjes, eten juist grassen. Andere soorten zijn vooral in bomen te vinden (Plakker) of op struikachtige planten (Zuidelijke stofuil).

Op de website van Mot in Mokum, initiatief van Nicky Castricum, kun je een lange lijst van waardplanten en veel andere tips downloaden.

Seks

Een nachtvlindervrouw lokt een man voor seks met een onweerstaanbaar geurtje: een seksferomoon. Astrid Groot, populatie- en evolutiebioloog van de UvA en het Max Planck Instituut, doet daar onderzoek naar. Zij vertelde op haar presentatie dat zo’n seksgeur uit een combinatie van zes chemische stoffen bestaat. Elke soort maakt dan zijn eigen specifieke combinatie, zodat vergissingen nauwelijks voorkomen. Het mannetje kan met zijn grote en gevoelige antennes, zoals goed te zien is bij het mannetje Plakker, deze geur zelfs op grote afstand feilloos ruiken en zo het vrouwtje in het donker vinden. Het moet wel echt donker zijn om te paren, want uit onderzoek blijkt dat bij licht veel minder paringen optreden, of dat nu rood, groen of wit licht is. Lichtvervuiling in de stad of langs de weg verstoort ze dan ook.

Wat ook duidelijk uit haar onderzoek blijkt, is dat gedurende de nacht telkens nieuwe soorten verschijnen en weer andere verdwijnen. Zo blijkt elke soort zo zijn eigen actieve tijdvenster in de nacht te hebben.

Vleermuizen

Wel vreemd eigenlijk; een nachtvlinder die ook overdag actief is. Maar Fred Haaijen, een van de presentatoren die zaterdagavond, vertelde dat nachtvlinders ’s nachts worden opgejaagd en gegeten door vleermuizen. Ze verorberen wel 3.000 motjes en mugjes per nacht! Truc 1 als nachtvlinder is dan om je enigszins onzichtbaar te maken voor de ultrasone geluiden van vleermuizen. Nu hebben uiltjes een dikke beharing, want ’s nachts is het een stuk kouder. Die donshaartjes en schubben zijn tijdens de evolutie zo aangepast dat ze ultrasoon geluid absorberen of verstrooien en vallen daarmee veel minder op.

Of, truc 2 en typisch voor uiltjes: je pardoes uit de lucht laten vallen en je op de grond storten, zodra die sonar hoorbaar wordt. Ze hebben daarom hele goeie oren ontwikkeld. Vleermuizen proberen ze wel te pakken, maar op de grond zitten ze niet graag. (Lees hierover in Roots magazine.) Eigenlijk was je als insect ’s nachts veiliger dan overdag, want de meeste vijanden slapen dan. Maar vanwege die vleermuizen zijn sommige nachtvlinders, dit is truc 3, ook overdag gaan leven. Een Huismoeder of de Turkse uil zijn zulke dagactieve nachtvlinder. Van de ca. 2.300 soorten nachtvlinders in Nederland zijn er zo’n 100 soorten die ook overdag actief zijn. 

Onderzoek

Het enthousiasme tijdens de Nachtvlinderkaravaan heeft doel getroffen. Ik heb me direct aangemeld bij de Vlinderstichting en een emmer (LedEmmer) besteld. Je wordt dan onderdeel van het Landelijk Meetnet Nachtvlinders.

Het handige van zo’n emmer met lamp is dat je niet de hele nacht op hoeft te blijven, maar dat je ’s ochtends op je gemak kunt bekijken wat er ’s nachts is ingevlogen! Wil je volgend jaar meedoen met de Nachtvlinderkaravaan of het definitieve verslag van de Nachtvlinderkaravaan ontvangen, mail dan naar Floor Hallema. Het nachtvlinderonderzoek in de tuin kan beginnen! Mijn man reageerde met: “oh jee…”

Heb je nog vragen stuur dan een email naar: Henk@wilmkebreek.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2023/09/blog-31-uiltjes/

Blog 30 – Tronkenbij en Heelblaadje

04 september 2023

Toen ik in 2019 begon met insecten te fotograferen was ik verrast dat er ook een Tronkenbij tussen zat. Dit ieniemienie zwarte bijtje, nog geen één centimeter lang, was me nooit eerder opgevallen. Ik las al snel dat de vrouwtjes op gele composieten nectar zochten en makkelijk te verleiden zijn om in het bijenhotel hun nestjes te maken. Ik kocht een paar Heelblaadjes bij Cruydthoeck en gaf ze een zonnige en vochtige plek in de tuin. Een vriendin die ik dit trots liet weten, zei: “Oh Henk, dat woekert wel hoor!” Een beetje geschrokken wachtte ik af wat er zou gebeuren. Ik kan vast verklappen dat ze gelijk had, maar het is er ook wel weer makkelijk uit te halen, dus ik maak me niet zo’n zorgen. Heelblaadje is een composiet. Dat betekent dat de bloem eigenlijk uit een heleboel kleine buisbloempjes bestaat. En dat is voor kleinere insecten, zoals Tronkenbijtjes en zweefvliegen, juist ideaal om er voedsel te zoeken. De bladeren zijn een beetje viltachtig. Daar vind ik soms Dwergcicaden op. Heelblaadje groeit ook in het Twiske en daar wordt het zo’n 40 cm. In onze tuin wordt het wel bijna een meter. De grond zal er wel (te) rijk zijn. Een aantal jaren geleden heb ik er flink wat bladcompost op gebracht en dat leverde een groeispurt en mooie planten op. Als ik nu delen van de tuin zou ophogen zou ik het met scherp zand doen, juist om de grond te verarmen. Dat vergroot ook nog eens de biodiversiteit. Op wilde-planten.nl lees ik dat de naam Heelblaadje verwijst naar de helende werking bij verwondingen. 

Maar nu weer terug naar de Tronkenbijtjes. Vanaf mei zijn eerst de mannetjes te vinden, kort erna verschijnen de vrouwtjes en die zijn zelfs tot en met september actief. Het is een van de laatste actieve wilde bijen in de tuin. Als nu de zon op het bijenhotel schijnt, dan gonst het van de vrouwtjes die de laatste hand aan hun nest leggen. 

Tronkenbijen gebruiken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Rosse metselbij, het oude nest. Daar wordt eerst alle oude afval uitgegooid. Het vrouwtje maakt vervolgens eerst een verticaal wandje van boomhars. Dan gaat ze stuifmeel verzamelen. Dat doet ze met haren op haar buik, de buikschuier. Aangeland op een gele composiet (Heelblaadje, Boerenwormkruid, Jacobskruiskruid, Ganzenbloem) begint ze met een trillende beweging stuifmeel in die buikschuier te verzamelen, die blijft tussen de haartjes hangen. Aangekomen bij het nest wordt het stuifmeel met haar achterpoten van haar buikharen verwijderd. Geregeld wordt er uit haar krop nog wat nectar aan toegevoegd. Een eitje erbij en dan de nestcel afsluiten met een wandje hars. Zo komen er een tiental nestcellen achter elkaar te zitten. De nestingang wordt definitief afgesloten als de gang vol met nestcellen zit. Eerst wordt er een harsprop aangelegd en daarna afgewerkt met steentjes en dergelijke. Zo’n afsluiting is bedoeld om te voorkomen dat het de sluipwesp, met haar lange en flexibele legboor, lukt om toch nog een gaatje te vinden haar eitjes in de nestgang af te zetten. Lees het volledige verhaal in ‘Gasten van bijenhotels’ door Pieter van Breugel.

Een andere dankbare composiet waar Tronkenbijen en andere insecten voedsel vinden zijn soorten uit de Kruiskruidfamilie. Op het Dorspad, dwars door de Landsmeerderpolder, vond ik Moeraskruiskruid, een leuke gele bloeier in de 2e helft van de zomer. Er is zaad verzameld en meteen maar opgekweekt om te testen hoe die zich in de tuin gedraagt. De plant houdt van vochtige bodem en wordt niet aangevreten door slakken. Dit jaar heeft de plant zich mooi ontwikkeld en ik verwacht dat hij in het voorjaar weer mooi tot ontwikkeling komt.

Heb je nog vragen stuur dan een email naar: Henk@wilmkebreek.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2023/09/blog-30-tronkenbij-en-heelblaadje/

Blog 29 – Urntjeswesp

24 augustus 2023

De voordeur klemde al tijdje en ik ging toch maar eens kijken hoe dat verholpen kon worden. Met wat kracht had ik hem dan open om de deur en het kozijn eens goed te inspecteren. Zit er op de drempel een eigenaardig groepje gedroogde drollerige modder. Bij nadere inspectie lijken het wel broedcellen van iets te zijn, maar het is niet de oorzaak van de klemmende deur.

Een paar weken later fotografeer ik een prachtige vrouw Urntjeswesp op Moeraskruiskruid, Jacobaea paludosa. (Ik ben blij met deze plant in een zonnig en nat gedeelte van de tuin, want het trekt veel insecten aan én is bestendig tegen slakkenvraat.) Tijdens het uitzoeken hoe een Urntjeswesp leeft, lees ik dat het een solitaire metselwesp is, dus elk vrouwtje bouwt haar eigen nest: een urntje van klei of leem. 

Ongeveer 10 meter vanaf de voordeur had ik een jaar eerder een kist met leem in de zon geplaatst om Sachembijen te verleiden er een nest in te maken. Dat deden ze ook. Dit jaar zag ik een lege pop (?) half het leem uitsteken. De bij was gevlogen. 

Leemwesp

De Urntjeswesp die van de nectar snoepte op Moeraskruiskruid is volgens mij Eumenes papillarius. Gelukkig zijn er maar vier soorten van deze leemwespen in Nederland (De Nederlandse wespen) en aan de hand van fotografische determinatie op Nederlandsesoorten.nl kom ik op deze soort. Het kan dus haast niet missen, hoewel de details tussen de soorten minimaal zijn. 

Hij voelt zich wel op zijn gemak in de buurt van mensen en maakt het liefst een rij urntjes onder kozijnen of stenen en dergelijke of in ons geval op de drempel onder de voordeur. 

De Urntjeswesp had blijkbaar ook van de leemkist gebruik gemaakt. Het vrouwtje maakt dan met wat water in haar krop het leem los en neemt het mee naar het te bouwen urntje. Als ze klaar is, stopt ze er enkele verlamde spannerlarven in (daarover later meer) en legt er dan een eitje bij. In een nest waar een mannetje komt, wordt niet zo veel voedsel gelegd, terwijl het nest waar het vrouwtje in komt, gevuld wordt met wel vier rupsen. Ten slotte kan de deksel erop gemetseld worden, zodat de larve zich ongestoord kan ontwikkelen. Hij overwintert als larve en verpopt zich dan in het voorjaar. Ga voor het uitgebreide verhaal naar: Bestuivers.nl

Sporkehout

De volwassen wesp voedt zich niet alleen met nectar van Moeraskruiskruid, maar eigenlijk vooral van Sporkehout of Vuilboom (Rhamnus frangula). Die houdt van een zure, vochtige bodem. Hij bloeit al vanaf mei tot de herfst en de kleine wittige bloempjes trekken veel insecten aan, zowel bijen, maar vooral solitaire wespen. De struik geeft blijkbaar veel nectar af. Citroenvlinders en Boomblauwtjes zetten er graag hun eitjes op af. De bessen, giftig voor mensen, worden graag gegeten door vogels. Een aanrader voor de tuin dus.

Spanner

Spanners behoren tot een grote familie van kleine nachtvlinders, de Geometridae. De meeste soorten vliegen trouwens al in de avondschemering. De rupsen zijn goed te herkennen, omdat ze tijdens het lopen hun achterpoten helemaal tegen hun voorpoten aanzetten. Het omhooggespannen lichaam is dan goed te zien. Als de rups onbeweeglijk in een struik zit, dan lijkt het wel op een takje en is voor ons en vogels vrijwel onzichtbaar. De Urntjeswesp zal vermoedelijk op de geur van de rups afkomen en weet ze feilloos te vinden.

De volwassen vlinder is makkelijk van dagvlinders te onderscheiden omdat hun antennen niet knotsvormig zijn zoals bij dagvlinders, maar veervormig bij mannetjes en draadvormig bij vrouwtjes.

Binnenkort moeten we eigenlijk de kozijnen van de ramen aan de voorkant weer eens schilderen, maar ik zal toch eerst eens goed onderzoeken of de leemwesp daar ook een mooi plekje voor haar jongen heeft gevonden.

Heb je nog vragen stuur dan een email naar: Henk@wilmkebreek.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2023/08/blog-29-urntjeswesp/

Blog 28 – Hooitijd – Hooiwagens

12 augustus 2023

Harry, de boer die de Wilmkebreekpolder bestiert, maait elk jaar rond juli de polder. Na het drogen van het gras en kruiden hooit hij in augustus/september.

Rond de hooitijd zijn de meeste soorten hooiwagens volwassen en makkelijk te vinden, vandaar de naam. Het lijken net spinnen en horen ook tot de spinachtigen, maar staan – evolutionair gezien – dichter bij schorpioenen. Ze hebben geen gif en zijn voor mensen ongevaarlijk.

Geen spin

Hooiwagens lijken op een klein bolletje met acht enorme lange poten. Bij een spin kun je goed het verschil zien tussen zijn kop en het achterlijf. Bij een hooiwagen bestaat het lijf uit één stuk. Hij heeft ook maar twee ogen (een spin heeft er zes tot acht) die op een soort verhoginkje, de oogheuvel, staan. En hooiwagens kunnen geen spinnenweb maken. Wel hebben ze bij een kleine soort Aardhooiwagen van 1-2 mm groot, haartjes op hun palpen gevonden met plakkerige druppeltjes erop. Een palp is bij een hooiwagen een klein ‘armpje’ naast zijn mond. Als hij met zo’n palp een prooi aantikt, dan zit hij vastgelijmd en kan dan rustig opgegeten/uitgezogen worden (NRC van 06-10-2014).

Andere soorten hooiwagens knippen stukjes van hun prooi af en spugen het onder. In die spuug zitten verteringssappen. Even wachten en dan kan hij de voorverteerde prooi opslurpen.

In het leuke boekje ‘De onderwereld van de tuin’ van Romke van de Kaa (echt een aanrader!) lees ik dat er een soort hooiwagen is die slakken eet, zogenaamde slakkenhooiwagens. Nooit geweten. Zij zijn gespecialiseerd om huisjesslakken te eten en komen sporadisch voor in het zuiden en oosten van Nederland, zie Entomologische Berichten uit 2021. De meeste soorten hooiwagens eten andere zachte prooien, zoals bladluizen, larven, mijten, muggen, pissebedden, rupsen, spinnen, springstaarten, vliegen en wormen. Ook als ze al dood zijn. Soms wisselt hij het af met uitwerpselen van vogels en wat rottend fruit of afgestorven planten.

Zelf wordt hij weer gegeten door spinnen, vogels, kikkers en padden.

Als hij belaagd wordt, kan er een poot afbreken. Zo fotografeerde ik een Reuzenhooiwagen met maar vijf poten en vond dat zielig, hoewel hij op drie poten nog steeds kan lopen! Zo’n afgebroken poot blijft bewegen om de aanvaller te misleiden. Net als bij een hagedissenstaart. Alleen groeit die poot niet meer aan. Sommige hooiwagens hebben een andere manier gevonden om aan een vijand te ontkomen; zij laten een melkachtig, onaangename, stinkende vloeistof achter, wat je wel kent van lieveheersbeestjes. Of wat dacht je van heel snel op en neer bewegen, net als bij een Grote trilspin, zodat hij moeilijk te zien is.

Invasieve exoot

In 2022 vond ik die Reuzenhooiwagen, een beestje met wel héle lange poten. De eerste exemplaren werden pas in 2004 in Nederland waargenomen. Hij blijkt een invasieve exoot te zijn en eet vooral kleine en dode insecten, maar een andere Hooiwagen laat hij ook niet lopen. Hij houdt van een stenige omgeving, zoals rondom je huis. Van oorsprong leeft hij op rotsen, waarschijnlijk in Spanje-Portugal. Een eigenaardigheid van deze Reuzenhooiwagen is dat het overdag in enorme groepen kan samenscholen. In dat geval een foto maken en melden op Waarneming.nl!

Ook de Rode hooiwagen is zo’n soort die door de klimaatopwarming steeds meer naar het noorden trekt en de Muurhooiwagen heeft verdrongen.

Als je zelf wilt zoeken, kijk dan eens goed op Brandnetel, Braam, Zevenblad en Klimop, controleer muren en boomstammen, maar zoek ook eens onder een steen of bloempot en in strooisel op vochtige plekken. Fotografeer ze dan en maak ook een detailfoto van de oogheuvel en het gebied ervóór. Via waarneming.nl kun je de volwassen hooiwagens dan makkelijk op naam krijgen. 

Dit jaar is boer Harry aan de late kant met maaien en hooien, maar de hooiwagens zijn er al! Zij laten zich niet van de wijs brengen.

Maar om echt meer te weten te komen over hooiwagens zou je ‘De Nederlandse hooiwagens (Opiliones)’ van Hay Wijnhoven moeten lezen!

Heb je nog vragen stuur dan een email naar: Henk@wilmkebreek.nl

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.wilmkebreek.nl/index.php/2023/08/blog-28-hooitijd-hooiwagens/